Blankenberge

Vrijdag, nog te vroeg om al grote vangsten te verwachten, toch naar de betonnen pier gereden. Het is misschien het laatste jaar dat we er terecht kunnen. De pier wordt afgebroken en in de plaats daarvan komt er een langer exemplaar waarvan ik vrees dat vissers daar niet meer op mogen, net zoals in Zeebrugge. Dit is België. Geen wonder dat het steeds drukker wordt met vissers (en wandelaars) op de enkele overblijvende staketsels en pieren. Maar het is meer dan vissen; het is genieten van de spanning, de pogingen om vis te vangen, van het uitzicht op een zee met verschillende tinten: in de verte een jadegroene streep met de windmolens erin als schimmen op een werk van Kandinsky, daarboven een baan intens diep blauw en een rookgele lucht. Op de voorgrond een roestrode paal, daarachter een felgele boei. Een schilderij. Zij die de pier al eens betraden, herkennen het. Ik kwam aan terwijl een andere visser zijn wegging. ‘Hoe is het?’
‘Wat kleine scharren, een tong, beetje kleine wijting’.
Daar kon ik al mee leven. Er stond slechts één Engelssprekende visser op de pier, afkomstig van Essex, die klaagde over de kleine scharretjes. Het feit dat zijn koning Philippe 99 was geworden voor hij afscheid nam, wist hij niet eens. Genoeg geleuterd: ik viste met diepvries tappen en diepvries mesheften. Ik ving bijna meteen een mooie schar. Dat begon goed. Er was weinig stroming, met honderd gram bleef het zaakje makkelijk liggen. Laagwater was om halfacht, het beste kom je er met opkomend water; Een beetje westenwind die geheel wegviel rond vier uur, het bleef zo tot laagwater, toen even wat noorderwind, maar die gaf het ook snel op. De Engelse visser ging huiswaarts (hij woonde in de buurt) en twee anderen kwamen vissen. Ze vingen wat kleine scharren, een mooie wijting, wat 15cm zeebaarsjes en ééntje van een dikke dertig. Bij ondergetekende bleef het stil op een drietal postzegels en een bot na. Er waren wel veel kleine beetjes, net als bij de collega’s, met af en toe zo’n prutsscharretje. Ik had niet anders verwacht. Ik viste met vaste afhouders en met een dwarrellijn. De twee anderen vertrokken tegen laagwater. Toen het donker werd ving ik nog enkele maatse scharren, een drietal. Kort na tien uur alles weer ingepakt, want voor de avondklok moet je thuis zijn.

Gilbert